Hoogtekaart Surhuisterveen en Drachten
Tot ver in de middeleeuwen lagen er in deze streek uitgestrekte hoogvenen waar ook "de Leien" nog deel van uitmaakte. In de sterk agrarische georiënteerde samenleving van de 10e tot de 13e eeuw hadden boeren weinig belangstelling voor deze onontgonnen wildernis. In de 13e eeuw lieten plaatselijke landheren twee kloosters in de regio stichten: Gerkeskleaster (1240) en Bouwekleaster (1249). Beide kloosters hadden al snel uithoven. Gerkeskleaster lag in de kleistreek en verwierf door inpolderingen veel meer bezit dan Bouwekleaster. De kloosters zagen het nut van bezitsrechten van het hoogveen en wisten grote delen te verwerven. De venen werden gebruikt om schapen te houden en turf te steken voor de eigen behoefte.
Gerkeskleaster wist de meest zuidelijke boerderij met recht van opstrek in Kortwâld in bezit te krijgen en stichtte daar een uithof. Kortwâld was één van de oorspronkelijke acht dorpen van Achtkarspelen met een Parochiekerk en lag aan het verste eind van de Lauwers. Gerkeskleaster kon daardoor in het stuk wildernis gebruik maken van het recht van opstrek en zijn bezittingen doortrekken naar de grens met het gebied van Bouwekleaster. (aangegeven met een dunne grijze lijn). Naar de uithof bij Koartwâld werd een vaart gegraven (de huidige Oude Vaart) Hij liep parallel aan de Lauwers. Via de Oude Vaart werd de waterafvoer verbeterd en kon turf naar het klooster worden vervoerd. Pas vanaf 1570 werd er serieus werk gemaakt van de turfwinning.
In ruil voor infrastructurele voorzieningen en gratis levering van turf werden door de kloosters de rechten op turfsteken afgestaan aan commerciele partijen. In 1580 werden de kloosters opgeheven en vervielen alle rechten en bezittingen aan de Staten van Friesland.
|