Verklaring van de nummers
1 Randwal: begrenzing van de graslanden van het beekdal.
2 Houtwal: begrenzing van eigendommen.
3 De Beek: mineralen uit het water worden tijdens overstromingen afgezet op de oevers, een natuurlijke vorm van bemesting.
4 Maden: drassige hooilanden die niet geschikt zijn voor het weiden van vee.
5 Grasland: droger hooiland, ook voor het weiden van vee.
6 Markesteen: markering van de grens van het dorpsgebied.
7 Heischrale graslanden
8 Droge zandkop met boompjes.
9 Het Veld: aanvankelijk waren dit bossen, men haalde er strooisel voor de stal. Toen dit schaars werd, ging men over tot het afgraven van humus. Daaropvolgend werden hele plaggen afgegraven. Het veld verschraalde veranderde in heide, er konden alleen nog Schapen op geweid worden.
10 Boerderijen: vormen samen het dorp waar ook het vee in de potstal overnachtte. Rond de Boerderijen lagen de Goorns, de moestuinen van het dorp.
11 Brink: hier werd het vee verzameld en konden vergaderingen worden gehouden. Op de brink staan Eiken, ze bieden bescherming, leveren hout, eikels voor Varkens en de schors kan voor leerlooien worden gebruikt.
|
|
12 Waterplas op de brink: drinkplaats voor het vee, het water kon ook worden gebruikt als bluswater.
13 Strubben: hakhoutbosjes voor gezamenlijk gebruik.
14 Zandpaden: verbindingen van dorp tot dorp
15 De Es: voor het aanleggen van een es werd de hogere lemige grond opgezocht. De akkers waren in stroken verkaveld, grenzen van de verschillende eigenaren werden aangegeven met paden, greppels of stenen. De grond werd vruchtbaar gemaakt met strooisel en plaggen van het veld, ze werden in de potstal vermengd met mest. Iedereen was verplicht het zelfde gewas te verbouwen zodat men elkaar niet in de weg zat. Na de oogst lag de es braak en kon het vee de stoppels afgrazen.
16 Stuifzand: door roofbouw of karrensporen ontstaan gaten in het vegetatiedek. Het kale zand gaat verstuiven en kan grote oppervlakten bedekken.
17 Eswal: dicht beplante wal tussen de hoge es en het veld om vee en wild van de akkers te weren.
18 Ven: Op een ondoorlatende laag blijft water staan
19 Kleine turfafgraving voor eigen gebruik.
20 Schaapskudde met herder.
21 Natte heide en heideveentje.
|
|
Bodem
Holocene afzettingen: Veen Afgestorven plantenresten die niet vergaan in zuurstofarme omstandigheden onder de grondwaterspiegel.
Holocene afzettingen: Enkeerdgronden In de loop der jaren heeft zich door stapeling van meststoffen, een donkere laag op de essen gevormd. Door de vegetatieresten van heideplaggen en eenzijdige teelt van Rogge kon de bodem verzuren waardoor de opbrengst sterk terug kon lopen.
Weichselien: Dekzand, Formatie van Boxtel. Kwelwaterstromen in het dekzand.
Saalien: Keileem, Formatie van Drenthe.
Elsterien: Formatie van Peelo.
Bij het bekijken van dit schema is het goed om je te realiseren dat het systeem van Esdorpen niet statisch is maar het gevolg van elkaar opvolgende ontwikkelingen. Veranderingen in het landschap hebben zich geleidelijk, gedurende eeuwen voltrokken. Houtkap, begrazen, ontginningen en economie leidden uiteindelijk, van het landschap met oerbossen, boerderijen en kleine akkertjes in de prehistorie, tot het open landschap van Esdorpen met potstallen, hooilanden, heide en essen in de 19e eeuw.
|
|