|
Ontginning van het Laagveenlandschap:OntginningAan het begin van de Middeleeuwen begon men vanuit de kleigebieden venen droog te leggen. Startpunt was een kwelderrug of een beek die het veen in liep. Het droogleggen had grote gevolgen. Het veen ging oxideren waardoor de bodem daalde, overstromingen waren het gevolg. Om de veenweide bewoonbaar te houden werden dijken aangelegd en polders gemaakt. |
|
↑ StreekdorpenDe ontginning van de wildernis ging over het algemeen vanuit een beek of stroompje volgens het recht van opstrek. Iedere eigenaar van een stuk grond had het recht binnen zijn eigen strook te ontginnen volgens een afgesproken richting. Als gevolg daarvan ontstonden lange stroken land en satellietdorpen omdat de moederdorpen na verloop van tijd te ver weg kwamen te liggen. Ieder bouwde binnen zijn eigen kavel een nieuwe boerderij, netjes naast die van de buren. Vaak kwam er een verbindingspad tussen de boerderijen. Zo is Akmarijp gesticht vanuit Akkrum. Streekdorpen zijn kenmerkend voor het veen. |
|
↑ BegraafplaatsenDe veengebieden waren arm. Veel dorpen hebben vroeger wel een kerk gehad maar het onderhoud was duur. Kerken raakten in verval en werden vervangen door klokkenstoelen. Soms vind je een begraafplaats ver buiten een dorp. Tijdens het droogleggen van het moeras schoven de nederzettingen met het front van de ontginning mee. Als een plek door bodemdaling te nat werd, was men gedwongen om het dorp naar drogere grond te verplaatsen en bleef de begraafplaats achter. |
|
↑ Bemalen van poldersMet de komst van molens konden natte gebieden actief droog worden gepompt. Tegenwoordig is het mogelijk om met dijken, stuwen, pompen en gemalen het peil van een polder nauwkeurig te beheren. Alle laagliggende land in Fryslân wordt bemalen. De bodemdaling door oxidatie van de droog liggende veengronden wordt echter een steeds groter probleem.
|
|
↑ Top |