Nieuwe bewoners voor Fyslân
In de Romeinse tijd was het Friese terpenlandschap behoorlijk dicht bevolkt. Om ruimte te vinden voor de vele bewoners was men in de veenrandzone begonnen met de ontginning van het hoogveen. De bodemdaling die daarvan het gevolg was, zorgde voor een toenemende invloed van de zee. Via de Middelzee kon het water doordringen tot in de veenrandzone. Over het landschap werd klei afgezet. Uit opgravingen is gebleken dat lagen waarmee terpen verhoogd zijn, in de loop van de 1e eeuw n.Chr. steeds kleiiger worden. In de omgeving waar men de grond vond om terpen te verhogen moet steeds meer klei hebben gelegen.
Vanaf de 2e eeuw n.Chr. verlieten de bewoners het gebied van de veenrandzone, ook het noordelijke terpenlandschap raakte vrijwel geheel ontvolkt. Wat daarvan de oorzaak was is niet geheel duidelijk. Mogelijk was het langzaam ineenstorten van het Romeinse rijk van invloed, ook de toenemde invloed van de zee zal een rol hebben gespeeld. In de veenrandzone heeft bodemdaling als gevolg van ontginningen zeker bijgedragen aan de toename van het aantal overstromingen. In het verlaten landschap kregen natuurlijke processen weer een kans. Sloten en greppels slibden dicht, het landschap werd bedekt met een laagje klei waarop de groei van rietveen op gang kwam. Deze combinatie van lagen, die het vertrek van de bewoners markeert, staat bekend als het Tinga-complex.
De laag werd voor het eerst ontdekt bij de opgraving van een terpje bij Snits-Tinga. Aan de westkant van Snits waren de problemen met overstromingen het grootst. De stroomgebieden van Marneslenk en de Middelzee hadden enige tijd verbinding met elkaar. Het lijkt er op dat de mens door het graven van een sloot ook hierbij een rol bij heeft gespeeld. De rechte loop van de verbinding, de Alde Ryd, is daar een aanwijzing voor. Na het tot stand komen van de verbinding nam het belang van de Marneslenk voor drainage af en het belang van de Middelzee werd groter.
Tussen 450 n.Chr. en 700 n.Chr. kwam de bewoning van Fryslân weer op gang. De nieuwe Friezen waren van een andere herkomst dan de eerdere bewoners. Verlaten terpen in het verdronken landschap werden in gebruik genomen door nieuwkomers maar dat was van korte duur. De problemen ten westen van Snits waren te groot, het landschap was er praktisch onbewoonbaar. Daarentegen was in het oosten, langs de zuidkust van de Middelzee, een bewoonbare kwelder ontstaan. Hier werd een reeks terpen opgeworpen waarop dorpjes liggen als: Poppenwier, Tersoal, Sibrandabuorren, Gau en Goaiïngea. Het gebied staat bekend onder de naam: "de Lege Geaen". Deze reeks van terpdorpjes zou een belangrijke rol gaan spelen bij de ontginning van het veen en het ontstaan van de Snitser Mar.
Verder ...
| |
Keywords:
Middeleeuwen, Landschap, Bewoning, Terp, Lege Geaen, Kwelder, Middelzee, Sneek, Boorne
Bronnen:
- Paleogeografische kaart van Nederland: 800 n.Chr. - Vos, P., M. van der Meulen, H. Weerts en J. Bazelmans, 2018: Atlas van Nederland in het Holoceen. Landschap en bewoning vanaf de laatste ijstijd tot nu, Amsterdam (Prometheus).
- Actueel Hoogtebestand Nederland: AHN4 DTM - Blauw/Groen/Oranje (dynamische opmaak)
- PDOK - geodata van de overheid: BRO Bodemkaart (SGM)
- Topotijdreis.nl
- Wikipedia: beschrijving van de dorpen die hier zijn weergegeven (met de datering is Wikipedia voorzichtig)
- De Mieden - O. Brinkkemper, M. Bongers, S. Jager, T. Spek, J. van der Vaart en Y. IJzerman
- Archeologisch onderzoek van een vroegmiddeleeuws terpje bij Sneek - Niekus et al., 1999 - ARC-publicaties 54
- "Opgraving-Harinxmaland". Van vlaknederzetting in een veengebied tot afgetopte terp onder een kleipakket - M. Bakker. G. de Langen en T. Sibma
- Sneekermeer - Informatiepaneel aan het hek van het J.S. Gerbrandygemaal in de Griene Dyk
|